Vermeld op je prijskaartje niet alleen de verkoopprijs, maar óók de kostprijs van je product! Deze waardevolle suggestie is niet van mijzelf, maar die heb ik uit de Gesprekken met God van Neale Donald Walsch. Ik denk dat het één van de belangrijkste gereedschappen kan zijn om de focus van de economie te verschuiven van ‘geld’ naar ‘waarde’ (lees: de waarde die je krijgt voor je geld) en daarmee geld op de plek te zetten waar het hoort: als secundaire factor, hulpmiddel bij het ruilen van producten.
Je zult er nog van staan te kijken hoe groot de verschillen zijn die dan zichtbaar worden. Zelfs als je een jurkje van € 9,99 bij de supermarkt koopt… Vandaag las ik in De Correspondent het interview van correspondent consumptie Emy Demkes met Kim van der Weerd, die als fabrieksmanager in de mode-industrie in Cambodja werkte. Zij wilde het anders doen, gewoon basale mensenrechten respecteren – maar dit blijkt onmogelijk binnen het economische denk- en werkkader dat wij als menselijke samenleving nog hanteren…Prijsconcurrentie is hier letterlijk moordend…Het bedrag in euro’s wat voor zo’n jurkje aan de producent wordt neergeteld, schat ik op basis van dit verhaal in op hooguit € 1,50… Dit mechanisme werkt te lage lonen, te lange dagen en onveilige machines en fabrieken in de hand…Dit verklaart dus ook waarom kleding op de Europese markt tegen spotprijzen kan worden verkocht.
Uiteraard gaat dit ten koste van het welzijn van de mensen die erop zijn aangewezen hun brood te verdienen binnen deze industrie
In de jaren 00 van deze eeuw werkte ik als specialist op het gebied van kostprijzen. Ik leerde mensen binnen bedrijven met veel kapitaalinvesteringen hoe ze geobjectiveerd optimaal konden investeren. Niet met een korte-termijn-blik, maar juist met het oog op de lange termijn. Een duurzame benadering, bijna ‘ avant la lettre’. De truc bestaat eruit om investeringen om te zetten naar een kostprijs.
Een voorbeeld voor je begripsvorming. Je hebt de keuze uit twee modellen stofzuigers. Eentje van € 100 en eentje van € 300. Die van € 100 verbruikt veel méér energie (kosten € 50 tegen € 25 per jaar) en gaat minder lang mee (2,5 jaar tegen 10 jaar). Je gaat ervan uit dat je de komende 10 jaar in ieder geval zelf nog stofzuigt. Het effect van rente op investeringen nemen we in dit voorbeeld voor het gemak niet mee.
Kostprijs stofzuiger 1:
investering: € 100 per 2,5 jaar, totaal € 400.
Energiekosten per jaar: € 50.
Levensduur: 2,5 jaar
Kostprijs investering per jaar: € 90.
Kostprijs stofzuiger 2:
investering € 300
energiekosten € 25
Levensduur 10 jaar
Kostprijs investering per jaar: € 55
Hiermee bespaar je per jaar dus € 35. Dit soort berekeningen kun je uiteraard ook maken voor één stofzuigbeurt gedurende de komende 10 jaar. Stel dat je stofzuigen als dienst zou aanbieden, dan zou je de investering op deze manier moeiteloos kunnen verrekenen in de prijs die je doorrekent aan je klanten.
Uiteraard kun je bij een keuze uit meerdere alternatieven óók de mindere belasting van het milieu door het lagere energieverbruik extra mee laten wegen.
Op deze manier kun je zowel als consument als als ondernemer kijken welke investering de beste keuze is en helder verdedigen waarom je op dit moment misschien méér geld wilt uitgeven om de kostprijs van je product lager te maken, juist zónder in te leveren op kwaliteit en zónder mee te werken aan de gangbare uitbuitingspraktijken.
En je denkt misschien: maar dit doen bedrijven toch al? Uiteraard wordt er wel aan kostprijsberekening gedaan, maar ten eerste wordt dit vaak geheim gehouden, omdat klanten of concurrenten de informatie niet mogen hebben, zodat ervaringsgegevens nauwelijks gedeeld worden. Verder vergist men zich vaak in de werkelijke waarde van bedrijfsmiddelen, omdat bij de levensduur uitgegaan wordt van boekhoudkundige/fiscale regels in plaats van de tijd dat het bedrijfsmiddel of het product werkelijk wordt ingezet of kan worden ingezet. Kortom: transparant is anders…
In de nieuwe economie zouden we ernaar streven de kostprijs zo dicht mogelijk tegen de verkoopprijs te laten uitkomen. In het geval van de mode-industrie zou je dan gewoon de marge flink verkleinen en de inkoopprijzen kunnen verhogen om ervoor te zorgen dat iedereen die aan de producten meewerkt in goede omstandigheden en goed betaald werkt.
Je zou bedrijven hiervoor ook kunnen belonen. Dit maakt de beschikbaarheid van het product of de dienst namelijk groter en verhoogt daarmee de (nieuw-)economische waarde. Dit vind de economie dan een taak van de gemeenschap (nu nog: overheid).
Vergis je niet, dit is een omwenteling: in de ‘oude’ economie wordt gestreefd naar de hoogste winstmarges. Misschien begrijp je dat dit duurzaamheid en het behoedzaam omgaan met de grondstoffen die de aarde ons biedt ernstig in de weg staat en daarnaast armoede en een schrijnend oneerlijke verdeling van welvaart bevordert. Ik denk dat we ons dit niet langer kunnen permitteren.
Omdat de winst ten goede komt aan de eigenaren van het bedrijf, die tegelijkertijd ook werknemer zijn (en wiens salaris deel uitmaakt van de kostprijs), heb je geen ‘last’ van externe aandeelhouders die ondernemingen pushen om zoveel mogelijk winst uit te keren.
Zijn er pientere ondernemers die hier actief in mee willen en zowel kostprijs als verkoopprijs op hun prijskaartjes gaan vermelden?
Ik zeg het maar weer: heb je tegenargumenten of wil je mij juist bijvallen? Reageer hier of mail naar info@nieuweeconomie.life .
In de nieuwe economie zouden we ernaar streven de kostprijs zo dicht mogelijk tegen de verkoopprijs te laten uitkomen.
Inspiratiebronnen voor dit stuk:
Gesprekken met God, Neale Donald Walsch, in de uitgave waarnaar ik link op bladzijde 383.
“Modemerken komen overal mee weg, zag deze oud-fabrieksmanager in Cambodja”. Emy Demkes, De Correspondent, juni 2022
Méér weten over deze benadering Life Cycle Costing? De ervaring die ik beschrijf, deed ik op bij S&G Asset Management. Ik kan je er zelf ook méér over vertellen, dus neem gericht contact met mij op via deze site.
Geef een reactie